Door G. Renson
DE BIJEENROEPING VAN HET NATIONAAL CONGRES
Op 4 oktober 1830 d.i. tien dagen na de Septemberdagen, vaardigde het Voorlopig Bewind een decreet uit, waarin bepaald werd:
1. Dat de Provincies van België en onafhankelijke staat zullen vormen;
2. Dat het Centraal comité zich zo vlug mogelijk met de grondwet zal bezig houden;
3. Dat het Nationaal Congres zal bijeengeroepen worden.
De inrichting van het land was nu een dringende hoofdzaak!
Het gerecht werd georganiseerd en een nationaal leger gevormd, waarin de bastonnade zou afgeschaft worden daar ze een belediging
was voor de Belgische strijders.
Intussen had de prins van Oranje geprobeerd om op diplomatische manier het gezag weer in handen te krijgen.
Vergeten we niet, dat ons land nog niet helemaal van Hollanders gezuiverd was. De pogingen van de prins zouden echter schipbreuk
lijden want op 16 oktober vaardigde het Voorlopig Bewind het volgende uit:
C’est le peuple qui a fait la révolution, c’est le peuple qui a chassé les Hollandais du sol de la Belgique ; lui seul, et non le prince
d’Orange, est à la tête du mouvement qui lui a assuré son indépendance et qui établira sa nationalité politique.
Hoewel het Voorlopig Bewind nog veel voor de boeg had o.a. om de economische crisis in Henegouwen te bezweren en de strijd tegen
Nederlandse troepen in het Noorden, vaardigde het al veel decreten uit in zake vrijheid van godsdienst, pers en onderwijs. Reeds
werden maatregelen getroffen voor de verkiezing van het Nationaal Congres, dat twee honderd afgevaardigden zou tellen en evenveel
plaatsvervangers. Iedere Belg van minstens 25 jaar, die een cijns van 13 tot 75 florijnen betaalde naar gelang zijn woonplaats, of
dezen die hoger onderwijs genoten hadden, mochten stemmen.
Op een bevolking van 3.500.000 inwoners, waren er 46.000 kiezers waarvan 38.429 cijnsplichtigen en 7670 capacitairen.
De kiesstrijd had volstrekt geen grote omvang, gezien het feit dat de binnenlandse onrust de gedachtestrijd belemmerde en
tezelfdertijd een stimulans was om in eensgezindheid de Belgische staat te grondvesten en te consolideren. Slechts later, na innerlijk
sterk groeiproces, zullen katholieken en liberalen hun wederzijdse theorieën vooropzetten en proberen uit te werken.
De verkiezing bracht oude politiekers, mannen die hun sporen verdiend hadden gedurende de Revolutie en avonturiers op het
voorplan. De Orangisten speelden schuilevinkje en steunden degenen, die hun gevoelens deelden en tevens zouden verdedigen.
Indien het bombardement van 27 oktober op Antwerpen het Orangisme een lelijke klap gegeven had, zouden ze waarschijnlijk veel
sympathisanten van de prins van Oranje in het Nationaal Congres gezeteld hebben.
Nadat de verkiezingen kalm verlopen waren, kwam het Nationaal Congres op 10 november 1830 in plechtige zitting bijeen in het
Paleis van de Staten Generaal, dat voortaan het Paleis van de Natie zal genoemd worden.
Onder de katholieke ouderen merkte men vooral op Etienne-Constantin de Gerlache, een man op de hoogte van het recht en de
geschiedenis, die zijn theorieën nopens de vrijheid kloekmoedig tegenover Willem I verdedigd had, een baron de Sécus, een
voorzichtige politieker, bij de liberalen een Charles Lehon, de baron de Stassart en de graaf de Celles.
Het Nationaal Congres
In de vergadering waren er een honderdtal die boe noch ba zegden slechts een vijftigtal kwamen regelmatig in de discussies tussenbeiden. Vermelden we onder deze laatste: Barthelemy, de schoonvader van Alexandre Gendebien, Charles en Henri de Brouckère, Defacqz, Gerlache, de graaf van Celles, de Robaulx, de Graaf Felix de Mérode, de Sécus, Devaux, Alexandre Gendebien, Nothomb, Rogier, Raikem, Rodenbach, Seron, Lehon, Surlet de Chokier, Van de Weyer, Van Meenen, Charles Vilain XIIII, Joseph Lebeau, de priesters de Foere en De Haerne, enz.
Volgens de Gerlache waren er ongeveer honderd veertig katholieken (meer in godsdienstige dan politieke zin) en een zestigtal liberalen.
Op zuiver politiek terrein overtroffen de katholieken lichtjes de liberalen. De meeste leden echter voerden een unionistische politiek omdat dit de enige manier was om een sterke en onafhankelijke België op te bouwen. Een twintigtal afgevaardigden waaronder Maclagan, de Rijckere, de graaf Duval de Beaulieu, de graaf van Bergeyck, de markies de Trazegnies, o.a. waren Oranjegezind, maar de impopulariteit die ze opliepen maande hen tot voorzichtigheid aan.
Daar tegenover had men enkele Fransgezinde, die slechts het heil in een annexatie bij Frankrijk zagen.
Niettemin wisten ze door de geschiedenis, dat de eenheid noodzakelijk was. De onafhankelijkheid was immers vroeger teloor gegaan omwille van de tweedracht tussen de Vonckisten en de Statisten. Voortaan zou de leuze: “Eendracht maakt macht” een lichtbaken zijn voor de meeste politiekers, waarnaar ze de steven zouden wenden.
Het Voorlopige Bewind, dat een voorname rol gespeeld had in de beroerde dagen van onze geschiedenis, diende zijn ontslag in bij het Nationaal Congres, dat uit erkentelijkheid voor zijn werk vroeg dat het Voorlopige Bewind de uitvoerende macht zou uitoefenen, totdat een nieuwe regering zou gevormd zijn. Dit gebeurde dan ook!
De eerste grote daden, die het Nationaal Congres zou stellen waren: de uitroeping van de onafhankelijkheid, het vaststellen van een grondwettelijk en erfelijk koningschap, en de uitsluiting van de familie Oranje-Nassau op elk politiek terrein.
Alexandre Gendebien
BELGIË: EEN KONINKRIJK
De vorm van een regering in een land hangt samen met de aard van de natie, van de staat en vooral met de historische gebondenheid
van het volk dat in die staat thuishoort. Gaan we de geschiedenis van ons volk na, dan zien we onmiddellijk dat we vanaf het
Merovingisch tijdvak, door koningen bestuurd werden, ofwel dat we een persoonlijke Unie vormden met de vorst, die ons regeerde..
In 1790, na de uitdrijving der Oostenrijkers kwam onder impuls van Vonck en Van der Noot een soort van federatieve republiek
namelijk de Verenigde Belgische Provincies, tot stand. Deze vorm lag echter helemaal buiten het kader van onze nationale traditie.
Professor Van der Essen schrijft terecht, dat Maria van Hongarije in 1535 op de zitting der Staten generaal te Mechelen, de inwoners
der Nederlanden aanspoorde zich in een soort van defensieve confederatie te verenigen om zich zo des te gemakkelijker te kunnen
verdedigen. Het werd echter van de hand gewezen.
De republikeinse vorm van 1790 vond zijn inspiratie in de Articles of Confederation van Amerika. Een brief van Gent op 31 december
1789 naar de Gazette de Leyde verzonden, zegde duidelijk:
Les Etats de Brabant sont décidés à ne pas admettre chez eux l’autorité stadhoudérienne mais à chercher, en suivant l’exemple des
Etats-Unis de l’Amérique, le point de l’Union, qui doit faire la force et l’essence d’une république fédérative, dans l’autorité d’une
assemblée fédérale, combine avec l’indépendance de chaque Etat, de façon que, sans être subordonnés les uns aux autres, tous
jouissant, dans un degré justement proportionné des droits communs de la confédération souveraine.
Nochtans was deze republiek in handen van enkele bevoorrechten. Verzwakt door hun zelfzucht en verstoken van vreemde hulp, viel
ze opnieuw onder de mokerslagen der Oostenrijkers.
Op 6 november 1792 droegen de Belgen bij tot de overwinning van Jemappes. Gesteund door Dumouriez, de Franse generaal,
probeerden de Belgische democraten opnieuw de Belgische republiek te stichten. Maar ze botsten op een hevige reactie van de
bevoordeligde klasse. Van der Noot was overtuigd van de onmogelijkheid, hier in België een republiek te stichten. De grote financier
Edouard de Walckiers had de verdienste sinds 1789 de grondwettelijke monarchale vorm van België voor te stellen.
Bij de Revolutie van 1830 achtte Louis de Potter het wenselijk dat het Voorlopig Bewind zijn bestuur zou verlengen om op deze wijze
en linkse oriëntatie te krijgen die het uitroepen van de republiek zou vergemakkelijken. Dit lukte echter niet. Ook Van Meenen
verklaarde, dat zijn principe, zijn gedrag, zijn opoffering voor doel had: het stichten van de republiek.
J’aime la république, mais je suis intimement convaincu que c’est la monarchie constitutionnelle représentative qui convient à
notre situation intérieure et à nos rapports extérieurs et je tiens que, pour gouverner les Belges, il faut être Belge de naissances,
d’éducation, de mœurs et de sentiment.
De commissie, die een project van grondwet moest uitwerken, sprak zich met acht stemmen tegen een voor het koningschap uit.
Het federalisme, dat in de mode was in 1789, was het niet meer in 1830, men had aan den lijve ondervonden waar het naartoe
voerde. M. Leclercq, hoewel republikein, had het juist voor toen hij verklaarde, dat het koningschap onder alle regeringswezen, het
stevigst ingeworteld was bij het Belgische volk.
De grote politieker Jean-Baptiste Nothomb verklaarde, dat er stabiliteit was, indien een macht zich vereeuwigde en zo aan alle
slechte invloeden van buiten uit ontsnapte.
Raikem, van zijn kant, verklaarde dat het koningschap de meeste vrijheid schonk naast de vaste zekerheid. Joseph Lebeau, de
advocaat van Hui, die ons een koning schonk, was zelfs radicaler, wanneer hij verklaarde dat de grondwettelijke monarchie een
politieke combinatie was, veel beter dan de republiek.
Heel de actie van de kroon hing volgens hem af van de keuze van het kabinet.
Zo spraken de meeste zich uit. Waren er zoals onder andere Leclercq, Alexandre Gendebien, enz., die theoretisch de republiek
verkozen, toch moesten ze allen toegeven dat het deze vorm was die het best bij ons land, ons volk paste. Het is dan ook niet te
verwonderen dat op 22 november het Congres zich met honderd vier en zeventig stemmen tegen dertien voor de grondwettelijke
monarchie uitsprak.
Aldus verkreeg men een continuïteit en een erfelijkheid, die een grote waarborg boden voor de toekomst van ons land.
Het koningschap zou een rem zijn voor alle uitspattingen.
DE GRONDWET
Een van de eerste zorgen van het Nationaal Congres was, aan België een landkeure te schenken, waarin de rechten en vrijheden van
de inwoners zouden vervat liggen.
Er bestonden twee projecten waarvan, een de basis zou vormen van de besprekingen. Het Congres stelde tien secties van twintig
leden in. Iedere sectie zou twee van zijn leden naar de centrale sectie afvaardigen, waarna alles punt voor punt door de algemene
vergadering zou besproken worden. De duur van twee maanden namelijk van 25 november 1830 tot 78 februari 1831 voor het
opstellen van de grondwet mag dan gerust een recordtijd voor zulke ontzaglijke arbeid genoemd worden.
Een van de voornaamste mannen van de centrale commissie, die een groot aandeel had in de opstelling van de grondwet was zonder
twijfel Raikem, een Luikse jurist van uitzonderlijke waarde omwille van zijn grote rechtskennis, zijn scherpe geest, zijn verzoenende
houding.
Vooraleer de grondwet in detail te bespreken was de eerste vraag, die zich stelde: zullen er in België een of twee kamers zijn?
Vanzelfsprekend waren er voor- en tegenstanders van het tweekamerstelsel. Zegt de Latijnse spreuk immers niet Tot capita, tot
sensus, dit is “zoveel hoofden, zoveel gedachten”?
Na veel conferenties en alle mogelijke beschouwingen werden twee kamers aangenomen, wat wis en zeker het voorzichtigste was.
Met honderd zes en dertig stemmen tegen veertig werd de keuze van de senatoren aan hetzelfde kierkorps als dit van de kamer van
Volksvertegenwoordigers toevertrouwd.
Er waren natuurlijk speciale voorwaarden vereist namelijk de kandidaten moesten veertig jaar oud zijn en 1000 gulden cijns als
belasting betalen. Deze laatste voorwaarde zorgde er voor dat, de Hoge Kamer een vergadering werd van grote eigenaars en edelen,
terwijl de eerste voorwaarde mensen zou bijeenbrengen, die door een kalm beredeneerde en bezadigd oordeel een garantie
waarborgden voor de degelijkheid en juistheid van de wetten.
De grondwet zelf was een exposé van vrijheden, zoals men buiten Amerika, er nergens een vindt. De geesten hunkerden hier zo heftig
naar de vrijheid - ze waren zo lang, onderdrukt geweest - dat men vrijheid opeiste op alle gebied. Vrijheid en nog eens vrijheid waren
het slagwoord. Zelfs de katholieken lieten hun eisen nopens een geprivilegieerde kerk varen en zullen niet meer optreden zoals onder
koning Willem I.
Wat de gemoederen tot bedaren had gebracht en verzoend met een zuivere liberale gedachte op godsdienstig gebied, was de
brochure door de E.H. de Ram, toekomstige rector van de katholieke Universiteit te Leuven, getiteld Considérations sur la liberté
religieuse.
Dit maakte de gemoederen klaar voor de belangrijke brief, die de prins de Méan naar het Congres op 13 december 1830 zond, welk
grote indruk verwekte en kan aanzien worden als een charter van de kerk in de moderne staten.
Sterckx, die op 24 februari 1832 aartsbisschop en in 1838 kardinaal van Mechelen werd, werkte in het begin met het Nationaal
Congres mede en verdedigde later de grondwet, ofschoon hij geen afgevaardigde was.
De katholieken immers wilden de vrijheid om de uitoefening van hun godsdienst te bevoordeligen; de liberalen echter om de Kerk alle
politieke en sociale invloed te ontnemen.
Toen Capaccini, substituut van de Staatssecretaris, het advies van Sterckx vroeg nopens de artikelen 14 en 15 van de grondwet
antwoordde Sterckx:
…Quelques catholiques eussent désiré qu’au moins la religion catholique fût déclarée religion d’Etat, mais leur nombre est petit ;
presque tous sont d’avis qu’il fallait rester dans le système de liberté pour tous, sans privilège pour qui que ce soit : d’autant plus
que la religion catholique est de fait la religion de l’Etat. Le Congrès en a fourni des preuves, puisqu’il a assisté en corps à des
services funèbres et qu’il a même voulu qu’il en fût célébré aux frais de l’Etat pour ceux qui son morts dans les combats. On a
également regardé comme inutile d’y consigner que la religion catholique est celle de la grande majorité des Belges : parce que
c’est là un fait tellement constant et avéré qu’il n’a pas besoin d’être confirmé par un article de la Constitution.
Het fameuze artikel 25, waarin gezegd wordt dat de macht van de staat komt, moet volgens Sterckx opgevat worden in de zin van de
godgeleerden, die akkoord gaan met de bewering dat de Prinsen hun macht ontvangen hebben langs het volk om. Dit leerstelsel wordt
in alle seminaries van België zo aangeleerd.
Titel II van de grondwet “De Belgen en hun Rechten” is wel de meest merkwaardige prestatie van het Congres.
Buiten de kwestie der godsdiensten was de vrijheid van onderwijs een punt van lange bespreking. Het Josephisme, het keizerrijk en
Willem I hadden daartoe aanleiding gegeven door hun persoonlijk despotisme en hun eigenzinnige willekeur tegenover de seminaries
en godsdienstige colleges. Men had schrik voor een controle vanwege de staat. Na een hevig debat werd het toezicht van de staat
verworpen met zes en zeventig stemmen tegen een en zeventig. Op voorstel van Van Meenen nam het Congres de volgende tekst van
artikel 17 aan:
L’enseignement est libre; toute mesure préventive est interdite; la répression des délits n’est réglée que par loi. L’instruction
publique donnée aux frais de l’Etat est également réglée par la loi.
Dit artikel is op alle mogelijke manieren geïnterpreteerd. Zonder kijf staat het vast als een paal boven water, dat het staatstoezicht
niets anders nastreeft dan sociale en technische doeleinden. Het is een plicht van de Belgische staat zich met de opvoeding van de
jeugd te bekommeren. Het valt niet te loochenen, dat de oplossing van 1830 niet alle moeilijkheden uit de weg ruimde. Men weet dat
ze in ons land een hevige schoolstrijd heeft doen ontstaan.
De persvrijheid gaf aan verschillende leden gelegenheid tot allerhande lyrische ontboezemingen. Wel doet De Lichtervelde terecht
opmerken, dat de wet nog altijd dezelfde is, ofschoon de materie, die het voorwerp uitmaakte van vermelde wet, thans sterk
geëvolueerd is en niet meer dezelfde kan genoemd worden.
De pers immers is een grote nijverheid geworden, in handen van machtige vennootschappen. Zo bijvoorbeeld kan het moeilijk door de
beugel, dat de instellingen van het land straffeloos mogen aangevallen worden. Is dat nog democratie in de ware zin van het woord?
Is dat geen eigen zwakheid?
Wij moeten terugkeren tot de ware democratie, tot de staat waarin een sterk gezag wortelt, zonder daarom dictatuur te zijn, een
staat, waarin de “Rechten van de mens” geëerbiedigd worden, zeker - maar waarin geen plaats is voor parasieten, die de
staatsinstellingen ondermijnen en dit in naam van “de Vrijheid”.
Al de andere bepalingen betreffende de vrijheden werden ongeveer zonder debat aangenomen.
De cijns om kiezer te zijn, schommelde tussen de 25 en 80 gulden. Over de bevoegdheid van de koning, de uitvoerende, de
wetgevende en de rechtelijke macht willen we hier niet uitweiden, daar dit beter in een speciale studie kan uitgewerkt worden.
Een soort van vierde macht werd nog in het leven geroepen namelijk de provinciale en de gemeentelijke instellingen.
Op 5 februari 1831 werden de besprekingen met betrekking tot de grondwet geëindigd en te midden van en overweldigend
enthousiasme aangenomen.
Men had in een minimum van tijd een levenswerk verricht, dat de tijden zou trotseren. Trouwens, gans nieuw was precies die
grondwet niet, want buiten de gedachten van de Franse Revolutie hadden onze vroegere leiders hun inspiratie gezocht in onze eigen
nationale traditie.
La constitution belge, stelt M.Pirenne vast, apparaît comme le type le plus complet et le plus pur que l’on puisse imaginer d’une
constitution parlementaire et libérale. Durant un demi-siècle, elle a passé en son genre, pour un chef-d’œuvre de sagesse politique.
Elle a exercé une action directe et souvent profonde sur tous les Etats qui, au cours du XIXe siècle, ont remanié ou élaboré leurs
institutions suivant les principes parlementaires.
BELGIE EN EUROPA
Toen België de wapenstilstand tekende, was de nieuwe staat door het feit zelf aan de conferentie van Londen gebonden. Nochtans
hield men hier een oogje in het zeil en was er op 20 november een diplomatische Comité ingesteld geworden, waarvan de graven
d’Aerschot en de Celles, de heren Destrivaux en Nothomb deel uitmaakten en voorgezeten door M. Van der Weyer.
Toen Talleyrand en Palmerston inzagen dat er erkenning van de onafhankelijkheid het logische uitvloeisel was van de gebeurtenissen
hier, werd het protocol van 20 december getekend. Men erkende de onafhankelijkheid van België nog niet -, maar wel de ontbinding
van de Nederlanden. Tevens zouden de onderhandelende staten België als een neutraal gebied beschouwen, dat gewaarborgd zou zijn
door het akkoord van alle naties. De vader van deze gedachten was de Russische gevolmachtigde Matuszevic, die de 15de november
schreef:
Le moyen de préserver la Belgique de la France et la Hollande de la Belgique serait celui-ci: les cinq Puissances garantiraient en
commun, par un protocole ou un traité, l’existence du royaume belge, déclareraient qu’aucune d’elles na pourra dans aucun cas
l’envahir ou l’occuper sans le consentement des quatre autres en que, de plus, elles garantissaient également la Hollande contre
toute invasion de la part de la Belgique.
Voorwaardelijk werden de termen van het protocol op 3 januari door de regering aangenomen, die echter opmerkte, dat de vrijheid van
de Schelde, het bezit van de linkeroever, van Limburg en Luxemburg de voorwaarden zouden zijn zonder die de oprichting van een
onafhankelijke België ondenkbaar was.
Te Londen kwamen de mogendheden niet overeen. Pruisen, Rusland en Oostenrijk wilden België aan Willem I terugschenken.Door een Poolse revolutie werd hun actie echter lamgelegd. Talleyrand droomde er van België bij Frankrijk in te lijven. Door het protocol van 20 januari 1831 deed Palmerston de onafhankelijkheid en de gewaarborgde neutraliteit van België erkennen.
Op 20 januari werd door een plechtige acte de basis gelegd, waarop de scheiding tussen Noord en Zuid kon opgetrokken worden. De
Belgische eisen op Zeeuws-Vlaanderen werden afgewezen. Limburg werd gedeeltelijk en het Groot Hertogdom Luxemburg helemaal
opgeofferd.
België protesteerde echter met alle kracht - allerhande stemmen gingen in het land op - men wilde zelfs voortzetting van de oorlog.
M. de Celles drong bij de Vergadering aan op de aanstelling van een koning, om daardoor meer aanzien in het buitenland af te
dwingen.
Toen men hier wist, dat koning Lodewijk Philips niet wilde dat de hertog van Nemours koning werd, omdat hij geen nieuwe Europese
oorlog begeerde, moest men noodgedwongen naar andere Kandidaten uitzien. Volgens de Franse koning zouden Engeland, noch de
andere Europese staten ooit dulden, dat Frankrijk invloed kreeg in ons land.
M. de Stassart bracht dan de naam van de hertog van Leuchtenberg in het missen - maar Frankrijk verzette er zich radicaal tegen,
omdat deze een Bonapartist was, en bijgevolg gevaarlijk voor zijn eigen veiligheid.
Anderen wilden eenvoudig ons land aan Frankrijk hechten, doch Joseph Lebeau vond dit onmogelijk:
Cette réunion, serait un motif de guerre générale, de guerre à mort, non, seulement de l’absolutisme contre les idées libérales,
mais une guerre mortelle aux intérêts de la France et de la Belgique. L’Angleterre sent trop bien tout ce que son industrie et son
commerce auraient à souffrir d’une telle réunion pour ne pas s’y opposer. Souvenez-vous de ce que disait un de ses plus grands
ministres, l’illustre Canning : « La possession du port d’Anvers par la France serait un sujet immédiat de guerre.
Maar daarbij was het netelige vraagstuk nog niet opgelost.
De kandidatuur van de hertog van Leuchtenberg werd het meest gesteund, toen op 25 januari een vijftigtal afgevaardigden de
kandidatuur van de hertog van Nemours vooruit zetten. Deze werd met zeven en negentig stemmen tegen vier en zeventig voor zijn
rivaal verkozen. Die keuze was echter nietig, daar koning Louis-Philips zijn veto daartegen had uitgesproken. Toen de Belgische
afvaardiging in Frankrijk aankwam om er de uitslag van de koningskeuze te melden, werden de leden door de koning en zijn ministers
in plechtige audiëntie ontvangen.
Het was met ontroerde stem dat Lous-Philips zijn grote spijt uitdrukte dit niet te kunnen aanvaarden, daar voor hem de vrede van
Europa niet mocht opgeofferd worden voor dynastische belangen.
Groot was de weerslag er van op ons land! Te elfder ure trachtte Lebeau nog de prins de Ligne te overhalen om de troon te
beklimmen. Deze weigerde. Nu was men genoodzaakt een noodoplossing te zoeken en voorlopig een regent aan te duiden. Op 25
februari zal het Congres zijn president, Surlet de Chokier, tot de hoge waardigheid van Regent van het Koninkrijk verheffen.
SURLET DE CHOKIER,
EERSTE REGENT VAN BELGIE
Th. Juste, schrijver van de Fondateurs de la Monarchie belge, schilderde hel in zijn Le Régent d’après ses papiers et d’autres
documents inédits, in al te lovende en partijdige termen af. Doch sinds ongeveer een eeuw geleden heeft men de echte Surlet de
Chokier leren kennen, namelijk de man, die op politiek gebied niet de verdienste heeft, welke men hem vroeger heeft bewezen.
Erasmus-Louis Surlet de Chokier werd te Liège op 27 november 1769 geboren. Hij was de tweede zoon van Jean-Guilaume Arnold de
Surlet, ridder van het H. Roomse rijk, licentiaat in de rechten, heer van Gingelom, raadsheer van Liège, en van Marie-Gertrude Deprez.
De Surlets en de Chokiers zijn zeer bekend, want ze leverden in het prinsbisdom Liège grote mannen, wier leven innig verbonden was
met dit van het prinsbisdom zelf. In de bloedige opstand tussen de Grignoux en de Waroux maakten ze deel uit van de Grignoux.
Schrijft Professor Dr. Vercauteren niet:
Les lignages accaparent toutes les charges scabinales, de sorte que sur le plan politique cette ploutocratie devient une oligarchie.
Les Saint-Servais, les de Lardier…Surlet-ancétres du Surlet de Chokier qui fut régent de la Belgique en 1831…sont à tous égards les
vrais maître de la cité au XIIIe siècle.
Men had Erasmus Surlet de Chokier tot de geestelijke stand voorbestemd. Dit zou echter niet gebeuren. Zelfs was hij een der
hevigste tegenstanders van bisschop Cesar-Constantijn van Hoensbroek. Tevens was hij een der ergste tegenstrevers van de
Oostenrijkers en het moet dan ook niet verwonderen dat, bij de mislukking van de Luikse revolutie, de gecompromitteerde Surlet naar
Holland uitweek. Na de instelling van het Directoire op 10 mei 1797, verscheen Surlet-Chokier (hij had de adellijke “de” voor Chokier
laten wegvallen) weer op het toneel en werd tot beheerder van het departement van Beneden-Maas benoemd.
Gedurende het Consulaat werd hij tot meier van Gingelom aangesteld. Al vestigde hij zijn woonplaats in Parijs, toch dient gezegd, dat hij dikwijls naar de kleine gemeente Gingelom kwam. Daar hij echter over weinig tijd beschikte, werd op zijn aanvraag Guillaume Arnold, zijn oudste broer, als meier van Gingelom aangeduid.
In 1809 kwam hij de grote hoeve van Camerijk bewonen, welk nabij het kasteel van Gingelom gelegen was. Hij was immers de grootste eigenaar van merinosschapen. Ondanks zijn bezigheden als eigenaarlandbouwer, werd hij op 43 jarige leeftijd tot lid van het Wetgevend Lichaam, dat te Parijs zetelde, benoemd. Rond die tijd was hij zeer bevriend met Mathieu-Joseph Lambrechts (geboren te Sint-Truiden op 20 november 1753), oud hoogleraar en rector van de Universiteit van Leuven, Minister van Justitie onder het Directoire en lid van de Senaat.
Toen Napoleon, na zijn nederlaag te Leipzig, in Parijs teruggekeerd was, werd de zitting van het Wetgevend Lichaam, dat voor 19 december 1803 bijeengeroepen was, tengevolge van de groeiende oppositie uitgesteld. Op 1 januari 1814 werden evenwel de leden van het Wetgevend Lichaam op de Tuileries ontvangen, waar Napoleon hen toesprak. Vermelden we nog dat Lambrechts, na de capitulatie van Parijs, op 2 april 1814 het decreet van Napoleon’s val opstelde.
Nadat de Hertog van Nemours de eer had afgewezen Koning der Belgen te worden, bleef het rijk gedurende zes maanden zonder vorst. In afwachting van een koning stelde het congres een regent aan: Baron Surlet de Chokier, een zeer waardig
Toen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden door het Wenercongres opnieuw verenigd werden, paste Surlet zich onmiddellijk aan de
nieuwe toestand aan en op 1 september 1815 werd hij door Willem I tot lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal benoemd voor
de provincie Limburg.
Door zijn bijtende ironie en zin geest van onafhankelijkheid was hij in alle opzichten een last voor de Ministers.
Men zorgde er echter voor dat hij tien jaar lang uit de Tweede Kamer bleef. Hij was echter de Unie niet vijandig gezind, wel
integendeel! In een brief van zijn hand lezen we:
Je fais les voeux les plus sincères pour que les deux plus grandes divisions territoriales du royaume, jadis si florissantes sous les
princes de la maison de Bourgogne, ensuite si violemment séparées et désunies par le despotisme sombre de Philippe et ses
ministres, conservent pour longtemps, sous la dynastie de la maison de Nassau, ces biens inappréciables pour la défense desquels
l’illustre Maurice a si longtemps combattu.
Ofschoon Surlet buiten de Kamer gehouden werd, verkreeg hij toch eervolle onderscheidingen, zoals in 1824, toen hij tot
burgemeester van Gingelom benoemd werd. In 1827 mocht hij op aanvraag de titel van baron dragen. Volgens deskundigen mochten
de Chokiers de naam de Surlet niet dragen.
Na een onderbreking van tien jaar werd hij opnieuw lid van de Tweede Kamer. Evenals bij de Franse overheersing verspreidde hij
vlugschriften, waarin hij zelf zijn verdiensten opsomt en tezelfdertijd zijn gehechtheid aan de grondwet aflegt. Het doet waarlijk
belachelijk aan een mens zijn eigen verdiensten te horen uitbazuinen.
Toen de revolutie van 1830 uitbrak begaf Surlet de Chokier zich naar de vergadering der Tweede Kamer en stemde er zoals de andere
Belgische gezanten voor de administratieve scheiding van de twee delen van de Nederlanden. Doch nu was het meer dan de
administratieve scheiding die de Belgen opeisten. Zij verlangden de volledige onafhankelijkheid!
Eens de onafhankelijk bevochten, werd Surlet met zeven honderd en twee stemmen op zeven honderd twee en vijftig gekozen. Veel
oude collega’s trof hij in het Congres aan onder andere Ch. De Brouckère, J.F.Hennequin, Barthememy, de graaf van Aarschot, de
Gerlache, Ch. De Hon, Destouvelles en anderen.
Hij werd tot voorzitter van het Congres gekozen met honderd en zes stemmen tegen een en zestig voor de Gerlache. Hij was toen al
meer dan 60 jaar en had een voorkomen dat sympathiek aandeed:
…grand, fort, avec un nez en bec d’aigle, des yeux gris pleins de feu, de longs cheveux flottant négligemment sur ses épaules, une
tournure sans façon, un sourire railleur.
In december, januari en februari 1831 werd hij nogmaals herkozen.
Toen het er op aankwam een koning te verkiezen, was hij voorstander van de hertog van Nemours tegen de hertog van Leuchtenberg,
daar hij voor België slechts heil verwachtte bij Frankrijk. Nooit had hij vertrouwen in België.
Toen men noodgedwongen verplicht was het regentschap in te stellen, wilde men de onafhankelijkheid van de jonge staat niet in het
gedrang brengen, was het lot Surlet de Chokier gunstig. Hij werd met honderd en acht stemmen op honderd zeven en vijftig gekozen,
tegen drie en veertig stemmen voor Felix de Merode en vijf voor de Gerlache.
Toen men het regentschap aanbood antwoordde Surlet:
Quel meilleur emploi puis-je faire des jours qui me restent à vivre que de les offrir à mon pays? Mais n’oubliez pas que j’ai besoin
de votre confiance, de votre amitié, de votre coopération. !
Graaf de Lichtervelde noemde de verkiezing een spijtige zaak:
C’était un homme aimable et spirituel, un bon vivant, plein de bonhomie…libéral d’opinion, quelque peu Voltairien même, c’était au
fond un sceptique, qui avait gardé dans l’esprit quelque chose de la légèreté des Liégeois de la fin du XVIIIe siècle…Ce fut un bon
président, impartial et avisé, mais son élection au fauteuil fut la préface de son élection à la régence, charge pour laquelle il
manquait tout à faire de l’énergie et de la clairvoyance nécessaires. Pour ce motif, l’échec de Gerlache, motivé par son effacement
volontaire, fut un malheur.
Eenmaal regent, wilde Surlet het koninklijke paleis niet bewonen en vestigde zich in een hotel. Dit deed hij vrijwillig om goedkope
populariteit te verkrijgen. Weldra zou hij ondervinden dat dit ambt met grote moeilijkheden gepaard ging, waartegen hij volstrekt niet
opgewassen was. Zijn woonst was waarlijk een haard van allerlei complotten. Het was zijn schuld dat het leger, de kracht van de
natie, weldra in volle ontbinding was.
Het geval van generaal Van der Smissen toont duidelijk aan, dat de regent volstrekt niet loyaal was tegenover ons land. Van der
Smissen ontving te Antwerpen van Lord Ponsonby, inlichtingen nopens het herstel van het Orangistische huis. Op 1 februari 1831
antwoordde Van der Smissen aan de prins van Oranje, dat hij op zijn hulp mocht vertrouwen. Deze generaal en tevens militair
gouverneur van Antwerpen, trachtte het garnizoen van de stad tot een degenrevolutie op te hitsen.
Toen het complot mislukte, vestigde Van der Smissen zich te Merksem, van waar hij zich naar Brussel begaf om met de regent te
confereren.
Toen hij in de hoofdstad een grote opgewonden menigte voor het huis van Surlet zag samengestroomd, lukte hij er in het werkkabinet
van de regent binnen te dringen:
…et, caché derrière un paravent dans le cabinet du Régent, il entendit la déposition faite contre lui par l’aide de camp du
lieutenant général Goethals, qui avait été dépêché dans la Métropole pour y faire une première enquête.
Surlet, très ennuyé, ordonna par la voie des journaux l’arrestation du traître dont le signalement fut envoyé à toutes les brigades
de gendarmerie, mais à qui on fournit le moyen de quitter le pays.
Daarenboven deed de regent totaal niets voor het leger. Nochtans drong van verschillende zijden erop aan, dat hij sancties zou
treffen tegen de heersende wantoestanden. In plaats van doeltreffende maatregelen te treffen, zwoer hij dat hij zelf ten strijde zou
trekken. Hij dreef het carnavaleske zo ver, dat hij de bloes van de burgerwacht aantrok, versierd met epauletten van Frans maarschalk
terwijl zijn lange witte haren wapperden onder de sjako van wasdoek. Daarbij sleepte hij een zwaar cavaleriesabel mee en trok zo
door de straten van Brussel. Hij was effenaf belachelijk en een tijdgenoot schreef, dat hij voorstelde: “l’anarchie monosépale, errant
dans les rues en costume burlesque”.
Toen men onderhandelingen, met prins Leopold van Saksen-Coburg voerde, twijfelde de regent aan de definitieve aanvaarding van de
aanstaande koning:
Il persistait à ne voir d’autre issue pour la révolution belge de 1830 qu’une guerre générale et d’autre résultat final qu’une nouvelle
réunion à la France.
Op de vooravond van de inhuldiging van de koning drukte het Congres zijn erkentelijkheid of misschien beter, zijn beleefdheid uit met
een penning te laten slaan die het regentschap zou vereeuwigen en ook met Surlet de Chokier een pensioen van 10.000 florijnen te
verlenen.
Na zijn regentschap werd hij nogmaals door het kiescollege van Liège tot Senator gekozen, maar hij weigerde het mandaat en stelde
zich tevreden met het burgemeesterschap van zijn gemeente Gingelom.
Trouwens, sinds 1832 begon zijn gezondheid sterk te verzwakken. Toen de pastoor van Gingelom hem op de avond van 7 augustus
1839 over een bepaalde zaak kwam spreken, voelde hij zich plotseling onwel. Men had nog juist de tijd om hem naar een canapé te
dragen, waar hij onmiddellijk de geest gaf in de ouderdom van 70 jaar. Daar hij niet gehuwd was, liet hij door testament van 1830
zijn domein van Gingelom aan J.F. Hennequin achter.
DE VERKIEZING VAN LEOPOLD I
TOT KONING DER BELGEN.
DE XVIII ARTIKELEN.
Toen M. Lebeau, minister van Buitenlandse Zaken werd, stelde hij zich vooral ten doel een koning te vinden en de grenzen van ons land definitief te bepalen. Dit was natuurlijk een groots programma, dat van beslissende aard zou zijn voor het verder verloop van de geschiedenis van ons land.
Volgens hem was de keuze van een koning van kapitaal belang en de conditio sine qua non voor de stevigheid van onze onafhankelijkheid. Nu de onderhandelingen met de Franse kandidaten op een sisser waren uitgelopen, zouden voortaan al zijn pogingen geconcentreerd zijn op prins Leopold van Saksen-Coburg, die aan het Engels hof vertoefde.
Met toestemming van de regent besliste hij, graaf Felix de Merode, pastoor Defoere, de heren de Brouckère en Vilain XIIII naar prins Leopold te zenden om hem eens over de kwestie te polsen. Lebeau, die zich de grote verantwoordelijkheid tegenover zijn land goed bewust was, volgde met grote belangstelling de onderhandelingen van de gezanten, welke hij tot volharding aanspoorde, wel wetend dat de toekomst van het land op het spel stond.
De grote hinderpaal was echter de afbakening van de grenzen. Prins Leopold liet duidelijk verstaan, dat hij zou aanvaarden, indien het congres hem met algemeenheid van stemmen zou verkiezen en tevens, indien men in principe akkoord ging met het protocol van 20 januari.
Volgens hem zou men nog altijd kunnen onderhandelen nopens de uitvoering en de modaliteiten van dit laatste.
Vat Lebeau ook deed en zegde, de onderhandelaars konden niets definitief bekomen, want de bepaling van de grenzen was wis en zeker de enige kink in de kabel, het enige struikelblok. Palmerston hield nu eenmaal halsstarrig en koppig vast aan het protocol van 20 januari.
Het was een betreurenswaardige en gevaarlijke verkiezing. Engeland verzette zich tegen de troonsbeklimming van de Franse prins. Een bescheiden Luikse advocaat, Joseph Lebeau, zoon van een eenvoudige horlogemaker, was minister van buitenlandse zaken geworden; hij stelde de kandidatuur voor van Leopold van Saksen-Coburg en bracht daardoor het Congres uit het slop.
Nadat de onderhandelaars minister Lebeau gewaarschuwd hadden dat alle hoop niet verloren was, daar de prins Leopold van Saksen-Coburg met veel interesse de onderhandelingen over de grensbepalingen zou volgen, werd Lebeau ongeduldig en wilde een beslissing afdwingen, overtuigd zijnde dat de twijfel een groot gevaar voor ons land was.
Toen Palmerston liet doorschemeren, dat de eisen betreffende Luxemburg konden ingewilligd worden, indien van de andere verzoeken werd afgezien, scheen er een verbetering in de toestand ingetreden te zijn. Pousonby kwam uit Londen terug met een nieuw protocol. België moest de bepalingen van de “Bases se séparation” maar aanvaarden - dit was immers een kwestie van eigenliefde voor de Conferentie - dan zou koning Willem I wel afstand doen van Luxemburg, mits zekere compensaties. Toen Lebeau dit protocol inkeek was het voor hem duidelijk, dat het Congres zulke voorwaarden nooit zou aanvaarden. De Engelsman vond wederom een heilmiddel door een brief te schrijven, dat op het Congres zou voorgelezen worden.
Daarin stond namelijk vermeld, dat Luxemburg aan België zou gelaten worden mits een zekere vergoeding.
Toen het Congres de brief hoorde, waren er fanatiekers die “te wapen” riepen.
De Conferentie was er evenmin over te spreken - Pousonby immers, was zijn bevoegdheid te buiten gegaan - Holland bekloeg zich
over te vergaande toegeeflijkheid.
Lebeau, die volstrekt de moeilijkheden wilde overbruggen, zal dan van Leopold van Saksen-Coburg niet alleen een mogelijke, maar
ook de aangenomen kandidaat maken. Gedurende het debat had de minister van buitenlandse zaken voortdurend op de bres gestaan,
om als het nodig was, de pijlen van zijn welsprekendheid af te schieten: op 4 juni werd de prins met honderd twee en vijftig stemmen
tegen drie en veertig verkozen.
Een afvaardiging van tien man zou aan de prins de beslissing van het Nationaal Congres overbrengen, terwijl Devaux en Nothomb met
de Conferentie een akkoord zouden proberen te sluiten, dat voor het land geen tragische gevolgen zou hebben.
Deze laatste mochten vrij hun standpunt laten kennen, wat wel duidelijk aantoont dat het terrein zorgvuldig voorbereid was door Lord
Grey, intiem vriend van Prins Leopold en verwant met Pousonby-Palmerston zocht zo vlug mogelijk dit zaakje op te lossen.
De basis van het project van Nothomb was het volgende:
1. De kwestie van Luxemburg belangde alleen aan België, Holland en de Confederatie. Luxemburg zou het voorwerp uitmaken van
een speciale onderhandeling;
2. België zou afstand doen van de linkeroever van de Schelde, mits vrije vaart op de stroom en waarborgen voor de afwatering van
Vlaanderen (Holland bezat immers dijken, die na doorbraak uitgestrekte gebieden van Vlaanderen onder water konden zetten);
3. Dan volgde de netelige kwestie van Limburg en Maastricht.
Gewapend met een heel stel oude kaarten bewees de jonge Nothomb dat België niet alleen het recht had op de helft van Maastricht,
maar dat in de verenigde Provincies in 1790 zelfs Pruisische, keizerlijke en Palatijnse conclaven waren namelijk Oeffelt, Boxmeer,
Huyssen, Sevenaar, een deel van Bergen-op-Zoom, enz.
Deze gebieden waren door Holland na 1790 gekocht geworden en konden dus volgens de bepalingen van de Bases de Séparation door
België teruggeëist worden.
Over Luxemburg moest nog onderhandeld worden, terwijl de betwiste gebieden van het Groot Hertogdom Luxemburg aan België
bleven. In Limburg zou het grootste gedeelte Belgisch grondgebied blijven. Prins Leopold liet weten dat hij de troon zou aanvaarden,
indien het traktaat instemming vond.
Dit was echter de moeilijke klip die omzeild moest worden. Het Parlement overtuigen over de noodzakelijkheid de “18 Artikelen” te
aanvaarden zou zeker geen sinecure zijn.
Les extrémistes faisaient flèche de tout bois: les réunionistes menaçaient d’arborer les trois couleurs françaises et d’anéantir le
monument de Waterloo, les orangistes s’agitaient en faveur de l’impossible restauration des Nassau. L’Association nationale, plus
positive, réclamait le renvoi du ministère qui ne préparait pas suffisamment le pays à la guerre. Enfin, de sinistres rumeurs,
propagées surtout dans l’armée, affectaient le moral des volontaires indisciplinés et toujours prêts à écouter l’appel des exaltés.
Je, de opstand groeide en degene, die het vooral moest ontgelden was minister Lebeau. Hij was de zondebok. Gedurende negen
dagen zou er op de parlementaire banken een harde strijd geleverd worden. Lebeau wilde de verantwoordelijkheid van de 18 artikelen
niet dragen, die de zijne niet waren. Niemand wilde er voor aansprakelijk gesteld worden. De toestand scheen op dat ogenblik op een
dood punt gekomen te zijn, toen Van Snick, afgevaardigde van Ath, de zedelijke verantwoordelijkheid op zich nam het voorstel van de
18 artikelen te aanvaarden. de Robaulx sprak daarop een rede uit, die schampere, striemende en hostiele woorden inhield voor
minister Lebeau:
“ - Quoi, riep hij uit, zich tot de minister van Buitenlandse Zaken richtend, vous avez été chargé de négocier et l’on vous a tracé les
bases des négociations; on vous a dit:”Nous consentons à faire des sacrifices pécuniaires”, et vous pourriez prétendre que vous
n’^tes pas responsable des négociations. C’est qu’il s’agit maintenant de toucher à la Constitution ; c’est une arche d’alliance ; si
vous y touchez, vous serez frappé de mort… »
En daar deze bedreiging sensatie verwekte herhaalde hij:
« - Qui, vous serez frappé de mort par l’opinion ».
Iedereen - het volk, de dagbladen waren ten zeerste gekant tegen het afstaan van een duimbreedte grond. Toch gaf het parlement
bewijzen van helderheid van geest, toen vijf en twintig parlementsleden voorstelden dat een schadevergoeding zou verleend worden
aan degenen die eventueel bij Nederland zouden geannexeerd worden. Jaminet, Limburgs afgevaardigde, deed met tremolo in de
stem, beroep op het gevoel er, het patriottisme van de andere leden en riep uit, dat men geen broeders verkocht. Citeren we zijn
woorden, die regelrecht naar het hart van de afgevaardigden gingen.
Si, l’élite de la population de Venloo craignant une réaction, abandonne ses foyers, et que vous voyiez un de ces exilés traîner une
misérable existence sur la terre étrangère, ne sentiriez-vous pas là quelque chose qui vous inquiéterait, qui vous tourmenterait
?...Moi, député belge, je serais bourrelé de remords ; la vie me serait à charge ; je verrais alors errer sur les lèvres de chacun de
mes semblables ce sarcasme sanglant : « Il était du Congrès, il a vendu ses frères ! »
Mais on les indemnisera ! Vous croyez donc que tout puisse se faire avec l’or et que l’or remplace tout ? Et à moi qui viendrai parmi
vous, combien me donnerez-vous pour ma clientèle ? Une poignée d’or me rendrait-elle ma famille, mes amis, le sol sur lequel je
suis né, toutes mes affectations ?...Gardez votre or, il est vil à mes yeux…La guerre générale donc, s’il faut en passer par là ! A
mon avis de sera le réveil des peuples et le signal de leur émancipation.
Harde woorden vielen er…twee partijen tekenden zich af…vlijmscherpe aanvallen werden zo goed mogelijk afgeweerd en beantwoord.
Het was waarlijk een steekspel van woorden! Op het einde van de eerste dag sprak minister Lebeau zich voor de aanvaarding uit. De
tweede dag evenals de volgende haalde de oppositie de slag thuis. Nochtans probeerde Devaux een kleine tegenaanval, gesteund op
de rede, de logica en de waarheid.
Je regarde le traité et l’avènement du roi des Belges, qui en sera le résultat, comme le lien qui va unir désormais, dans la carrière
de la liberté, la France, l’Angleterre et la Belgique ; noble trépied qui doit un jour servir de base à la liberté de l’Europe entière.
In alle steden van het land heerste er een hoogspanning, die iedere minuut tot uitbarsting kon komen. Lebeau en zijn familieleden
werden bedreigd. De politie zelf waarschuwde hem niet langer meer te kunnen instaan voor zijn veiligheid. Van verschillende
provinciesteden wilden benden naar Brussel oprukken - ja zelfs, wilde men de oorlog aan Nederland verklaren. Het land beleefde een
beklemmend ogenblijk.
De onafhankelijkheid, zo duur bevochten, hing waarlijk aan een zijden draadje. In die smeltroes van hartstochten, te midden van een
vijandig geladen atmosfeer, hield Lebeau het hoofd koel. Hij was overtuigd dat men de tegenpartij onmogelijk kon overwinnen met de
logica alleen - neen men moest voor de dag komen met onweerlegbare bewijzen en stukken - de oppositie bevechten met haar eigen
argumenten. Dan zou men de schijnbare onneembare vesting innemen.
Toen Lebeau op 5 juli het woord zou voeren, verdrong zich een geweldige menigte vóór het Paleis van de Natie.
Men wist dat de Minister van Buitenlandse Zaken een groot ‘débater’ was en daarbij een groot ‘redenaar’. Zou het zijn zwanengang
zijn of niet? In alle geval, hij zelf had al vooraf verklaard, dat lukken of niet, hij zijn ontslag zou indienen - dit alleen om duidelijk aan
te tonen dat hij alleen het goede van het land beoogde, dat hij alleen het voortbestaan van België op het oog had en niet zijn eigen
belang zoals veel van zijn tegenstanders meenden.
Je suis donc décidé, qu’il y ait acceptation ou non des préliminaires, à quitter le ministère. Je suis en droit, après avoir pendant
trois mois compromis ma sûreté personnelle, après avoir vu la santé des miens altérée par ce qui m’était personnel, je suis en
droit d’aspirer au repos.
Je me retirerai donc, mais ce n’est point par faiblesse. L’homme qui n’a tremblé ni devant les menaces du pillage, ni devant les
menaces anonymes qu’on lui a plusieurs fois adressées, n’est pas un lâche.(1)
Na het verwijt van de hand gewezen te hebben, dat hij de grondwet wilde veranderen, na aangetoond te hebben dat er mogelijkheid
bestond Limburg te behouden, wendde hij zich tot Jaminet :
Mais cet or que nous vous offrons, nous ne l’offrons pas pour humilier. Ce sont des devoirs de confraternité politique que nous
remplissons; et, devant le haut intérêt qui nous guide, que venez-vous parler de votre clientèle ? Sans doute, je sais le noble
usage qu’en fait l’honorable membre auquel je réponds, mais je lui dirai : qu’est-ce que votre clientèle à côté de l’intérêt de la
Belgique, à côté de son indépendance, de la nationalité que vous assurez à votre pays, à côté de la guerre générale qui ferait
répondre des torrents de sang, pour nous faire retomber, après bien des maux, sous le despotisme militaire ?
Ah ! Venez au milieu de nous, vous avez un patrimoine que rien ne peut vous enlever…
Vervolgens zegde hij :
La patrie des Venloonais n’est pas toute dans Venloo. Quand ils ont fait la révolution, ils l’ont faite dans le but de régénérer la
Belgique, et non dans un intérêt mesquin de localité…
Vous compromettez, nous dit-on, en les rejetant sous le joug, les populations, de tous ces territoires ; vous les exposez aux
réactions et aux vengeances. Messieurs, outre que je vois dans tous les pays les opinions politiques se fractionner de manière à ce
que jamais tous les habitants ne soient compromis, je vois encore cette classe pauvre, de laquelle j’espère que nous pourrons
bientôt améliorer le sort votre territoire, on ne pourra pas du moins en accuser votre roi.
Lebeau was overtuigd dat Maastricht ons niet zou ontnomen worden. Wat Luxemburg betreft, zou men moeten onderhandelen. Hij zelf
was de mening toegedaan, dat men het zal behouden dank zij het recht, de waarde van de Belgen en het woord van de prins.
De Minister van Buitenlandse Zaken sprak al twee uur. Hij improviseerde…ging de reacties van de toehoorders na en wist door het feit
zelf meer effect te bereiken. Trouwens, men zag de gezichten aandachtig en gespannen naar de redenaar gekeerd - men was volstrekt
niet meer onverschillig. Allen waren door de grote redenaar veroverd - zij keken hem werkelijk de woorden uit de mond.
(1) Wij menen goed te doen hier enkele uittreksels van die merkwaardige rede te citeren, om zo tot geen verkeerde interpretatie
aanleiding te geven en vooral om een passage die voor ons van overwegend belang was, namelijk om ze beter tot haar recht te
laten komen.
Het einde van zijn rede naderde. Lebeau voelde dat de gespannen atmosfeer al lang overgeslagen was naar een ademloze stilte en
grote aandacht. Zijn pathetische oproep eindigde hij met de volgende bewoordingen:
J’adjure aujourd’hui les députés qui m’entendent de donner encore au peuple belge cet exemple d’union. Si la combinaison est
rejetée, je pourrais servir encore mon pays dans cette enceinte, et je serrerai franchement la main de ceux qui l’auront combattue.
Mais vous sentez que si elle était accueillie, nous aurions le droit de vous dire : si vous ne voulez attirer sur la Belgique des maux
incalculables, ralliez-vous à nous sans hésiter ; venez, soutenons tous le roi des Belges : la nation a prononcé ; il n’y a plus de
division entre nous ; nous sommes tous Belge ; tous nous voulons l’honneur et le bonheur de notre patrie.
Een geweldig applaus rolde over de zaal heen en begroette de laatste woorden. De mensen waren uitzinnig van enthousiasme.
Degene die bespot, beschimpt en bedreigd werd, stond nu bleek en vermoeid, doch inwendig verheugd toe te zien over de reacties in
dat vijandige publiek.
Hij zal nu uit de publieke arena treden. De ondervoorzitter had alle moeite om een atmosfeer van kalmte te scheppen. Gendebien zal
trachten het tij, door de indrukwekkende improvisatie van Lebeau verwekt, te doen keren maar het was een houw in de lucht.
Overal had de redevoering van de minister van Buitenlandse Zaken weerklank gevonden en werd ze in gunstige zin gecommentarieerd.
De oppositie probeerde nog haar verloren terrein terug te winnen - men viel niet alleen de politiek, maar zelfs de persoon van de
minister aan.
Na een korte en waardige repliek van Lebeau en na herhaling van zijn inzicht uit het ministerie te treden, om aldus duidelijk aan te
tonen dat hij niet handelde uit egoïsme, nam het Congres “de 18 artikelen” met honderd zes en twintig stemmen tegen zeventig aan.
De toekomst van ons land was gered! Lebeau had waarlijk door zijn brede kijk, door een wegcijferen van lokale en particularistische
belangen de algemene zaak gediend. De grondslag gelegd waarop de onafhankelijkheid en de duurzaamheid van België kon gebouwd
worden.
Met honderd zeven en dertig stemmen werd zelfs aangeduid om de blijde boodschap aan de prins Leopold mede te delen.
KONING LEOPOLD I IN BELGIE
Nadat minister Lebeau zijn ontslag bij de regent had ingediend, vertrok hij met de anderen naar Londen om koning Leopold I te melden, dat de 18 artikelen waren aangenomen. Na een reis, die Lebeau zeer in de smaak viel, bracht hij de koning mede.
Te Calais, warden ze koninklijk ontvangen. Daarna ging het naar De Panne, waar de koning voor de eerste maal zijn grondgebied betrad. Vervolgens trok men naar Brussel. Het was een ware triomftocht! Hier een brave dorpspastoor, die een Lutherse vorst begroette, daar eenvoudige en arme plattelandsbewoners, die hun huizen zo goed mogelijk versierd hadden. Overal was er geluk - enthousiasme - !
Iedereen wilde de vorst benaderen, zelfs degenen die de 18 artikelen het sterkst bekampt hadden!
De 21st juli deed de koning zijn triomfantelijke intocht in Brussel. Hij vertrok van Laken en langs de
straten van de laatstgenoemde stad, de Nieuwstraat, de muntplaats en de Madeleinestraat bereikte
hij de koninklijke plaats. Vóór de deur van de Sint-Jakobskerk zag men de rijk getooide troon. Nadat
de regent de prins verwelkomt had, legde hij zijn ambt neer. Daarna schetste de Gerlache het
goede karakter van de regent, gevolgd van een korte historiek van ons land. Vervolgens las Vilain
XIIII de grondwet voor, waarna Nothomb de formule van de eed zou aanbieden.
Leopold, in uniform van Belgisch generaal, zwoer dan de grondwet te onderhouden en de
onafhankelijkheid van ons land te handhaven.
De zetels werden weggenomen, hoge dignitarissen verwijderden zich - de troon, tot nu toe
onzichtbaar gebleven - verscheen nu. De koning werd uitgenodigd plaats te nemen. Hij vroeg een
ogenblik stilte en sprak dan deze historisch woorden uit:
Puisse ce jour effacer toutes les haines, étouffer tous les ressentiments; qu’une seule pensée
anime tous les Belges, celle s’une franche et sincère union…Belge par votre adoption, je me ferai
aussi une loi de l’être toujours par me politique…
Drie dagen later werd zijn eerste ministerie gevormd. Het Congres werd ontbonden; - er zou overgegaan worden tot de verkiezing van
de Senaat en de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Vervolgens zal de vorst zijn blijde intrede doen in verschillende steden van ons land, namelijk in Mechelen, Antwerpen, Leuven,
Tienen, Tongeren, Hasselt, Liège, enz…
Maar te midden van al die plechtigheden en feestelijkheden kwam plots dreigende wolken opzetten. Nederland meende zijn slag thuis
te halen, nu België in zijn feestroes alle notie van zelfverdediging scheen te vergeten te hebben.
Dit laatste was echter niet waar, want koning Leopold I waakte. Onmiddellijk deed hij beroep op Lebeau, welke hem aanraadde
Frankrijk en Engeland zo vlug mogelijk te verwittigen, daar deze twee landen zich als waarborg gesteld hadden voor de neutraliteit
van ons land.
Doch eerst moest er een wet gestemd worden, die het betreden van ons grondgebied door vreemde soldaten, zou toelaten.
Het Hollandse leger, dat al verscheidene dagen geconcentreerd lag om België binnen te vallen, buitte dan ook de gunstige
gelegenheid uit om ons land binnen te dringen en het Maasleger tot Liège terug te drijven (2). De grote schuld hiervan was, dat
generaal Daine weigerde in verbinding te treden met het Scheldeleger.
De huidige historici zijn ook akkoord om te verklaren dat generaal Daine de zaak van de koning verraden heeft. Schreef een agent van
koning Willem I niet, dat generaal Chassé 10.000 gulden betaald had aan Daine, die op een zodanig manier voor de Orangistische
zaak gewonnen was. De 18de juli 1831 vertrouwde een ander Orangistisch agent met name Grégoire, de Nederlandse minister van
Doorn toe:
Daine s’est engagé M. Ernest de Senzeille, sur sa parole d’honneur, à faire naître des défections dans son corps d’armée et à lui
donner des ordres pour faire de faux mouvements à ses troupes afin de les compromettre et de rendre certains la victoire des
troupes du Roi. M.Cockerill a fait promettre à Daine par M. de Senzeille cent mille florins en cas de réussite. Mon arrivée a donc
pour motif de faire connaître l’adhésion formelle de Daine au mouvement en faveur de la restauration.
Terwijl de leider van het leger zijn judasrol vervulde, boden de Belgen hardnekkig weerstand en kolonel Boucher was genoodzaakt,
omwille van de schuldige nalatigheid van zijn overste, zijn oprukkende troepen halfweg Hasselt-Diest tegen te houden. Nog was er
kans om de verbinding met het Scheldeleger te realiseren, en de Hollandse legermacht in twee delen te splitsen. Daine echter gaf aan
zijn leger bevel achteruit te trekken in de richting van Tongeren. Zonder een enkele poging in het werk te stellen om deze stad te
verdedigen, deed hij het leger verder achteruitrukken naar Liège.
De prins van Oranje zou nu zijn troepen op het Scheldeleger werpen. De heldhaftige tegenstand rond Leuven, op 11 en 12 augustus
1831, liet de fransen toe de nodige hulp te verlenen.(3)
Lebeau had wederom eens te meer bewezen welk groot politieker hij was. Hij was overtuigd, dat Frankrijk alleen een snelle hulp kon
verlenen en tezelfdertijd wist hij, dat het veto van de machten een mogelijke opslorping vanwege Frankrijk zou beletten.
Op deze wijze redde Lebeau, wat, Daine door zijn verraad, probeerde te ondermijnen namelijk onze onafhankelijkheid. Niettemin zou
België de tol betalen en moest het de XXIV artikelen aanvaarden. De grote kenner van de periode rond 1830, namelijk burggraaf
Terlinden, professor aan de katholieke Universiteit te Leuven, schreef het dan ook zo treffend:
La conférence de Londres ne voulut pas trop affaiblir la Hollande, considérée comme une éventuelle barrière de seconde ligne;
ainsi les stipulations des XXIV articles nous furent-elles bien moins favorables que celles des XVIII articles. C’est ainsi que, dans
les plaines de l’ancien pays de Looz, la Belgique perdit, en même temps que la moitié du Grand-duché, le beau et riche territoire
que l’on a appelé depuis le Limbourg hollandais.
Eerst in 1839 zal Nederland dit protocol aanvaarden. België’s onafhankelijkheid was echter verzekerd. Op 20 april 1832 werd Hugh
Swinton Legaré als zaakgelastigde van de V.S. aangeduid om op 26 september te Brussel in functie te treden.
Met Frankrijk en Groot Brittannië waren de V.S. van de eersten om diplomaten te zenden. Pruisen en Oostenrijk zullen later dit
voorbeeld volgen; Rusland zal zich slechts in 1853 laten vertegenwoordigen.
Zo nam België, na al eeuwen een intens nationaliteitsgevoelen te hebben gekend, na 1830 slechts zijn plaats in de rij der
onafhankelijke volkeren in.
(2) Het Maasleger bevatte 10.381 man, 660 paarden en 30 kanonnen.
(3) Generaal Chassé, die nog altijd de citadel bezette werd op 23 december 1831, door maarschalk Gérard verplicht te capituleren.
SLOT
Door het kiezen van een koning en het aanvaarden van de XVIII artikelen, had het Nationaal Congres een werk verricht dat van
blijvende historische waarde zou zijn.
De fundamenten van de nieuwe staat waren stevig gelegd. De grondwet, een bij uitstek academisch werk, zou weldra alle lief en leed
van de jonge staat delen.
Het was een meesterwerk waarop onze voorouders fier mochten gaan. Wel was de macht van de koning erg beperkt. Gerlache kon dan
ook over het werk van het Nationaal Congres een oordeel uitspreken, dat door de huidige historici, in alle objectiviteit juist moet
bevonden worden.
Quand vous proclamiez dans notre Constitution actuelle, zei hij, tant de dispositions tutélaires, vous ne faisiez en réalité que
reconstruire sur ses fondements primitifs l’édifice sociale levé pas nos aïeux, en ajoutant à votre ouvrage ce que la marche du
temps, l’expérience des autres peuples et la nôtre même nous avaient enseigné.
Toutes les libertés qui se trouvent ailleurs que dans les livres ou dans les constitutions oubliées sont consignées dans la vôtre
avec les garanties qui en assurent la durée ; et déjà depuis dix mois, vous les pratiquez légalement. Qu’on nous cite un peuple en
révolution, alors que tous les ressorts de l’autorité vis-à-vis de l’ennemi, plus de modération et la magnanimité au-dedans, plus de
respect pour les lois, et qui ait su mieux concilier en général l’amour de l’ordre et l’amour de la liberté !
C’est ce beau caractère qui nous a rendus dignes d’être admis dans la grande famille des nations européennes.
Het vervolg van deze reeks artikelen in het kader van 175 jaar België, zal handelen over de vorming van de Belgische Natie en van de
Belgische Staat.
Copyright © 2014 by Nvvve-Anuuda All Rights reserved