Crash verdwenen in doofpot
artikel uit Het Volk van 1-2 juli 2000
Veertig jaar geleden Verongelukte in Kongo een Belgisch legervliegtuig: 36 soldaten stierven, vier overleefden.

De republiek Kongo, wier veertigste verjaardag wordt gevierd, was maar drie weken oud toen het
Belgische leger ingreep tegen rellen. Frans Van den Bossche was toen twintig en soldaat-milicien
in Kleine Brogel bij de Vliegveld Verdedigingseenheden.

Aan boord van een DC-6 vertrok hij als “Chinese vrijwilliger” naar Kongo (omdat zich maar zes echte
vrijwilligers meldden, duidde de luitenant - die zelf thuis bleef - de andere ‘vrijwilligers’ aan). Na
een nacht in volle gevechtskledij in een loods in Usumbura kreeg zijn eenheid opdracht naar Goma
te vliegen.

Frans Van den Bossche:”In een C-119, een Flying Boxcar (de voorganger van de C-130), die rammelde
als een oude boerenkar. Mijn voorgevoelens, al van thuis in België - ik had mijn collega’s aangeraden
hun lief toch nog eens goed vast te pakken voor de afreis - kwamen uit na een paar uur vliegen. Een
van de twee motoren begaf, nooit hebben we geweten of dat door een defect was dan wel of we
beschoten waren.
Onze kapitein en de boordcommandant begonnen bagage en munitie naar buiten te gooien om het
toestel lichter te maken. Het hielp niet, de C-119 stortte neer op een bergrug niet ver van Goma. Zelf
ontwaakte ik na vier dagen uit een coma, in een ziekenhuis in Usumbura.”

Hij was één van de vier overlevenden. 41 anderen lieten het leven in de crash.

Van den Bossche:”Wat met onze maten was gebeurd, hebben we pas veel later te horen gekregen. Van meet af aan is de crash systematisch in de doofpot. Ze deden alsof er niets gebeurd was. Die zaak stinkt! Nooit hebben we een verklaring gekregen voor het feit dat niemand van ons, tegen alle reglementen in, een parachute had gekregen. De oorzaak van de ramp is nooit meegedeeld. En de vier die niet dood waren gebleven op die bergrug, zijn achteraf doodgezwegen.

Ik heb moeten procederen, een advocaat betalen dus, om een aalmoes te krijgen. ‘Jij mankeert niets’, zei de militaire arts. Ik heb nota bene twee en een half jaar van mijn leven verloren in militaire ziekenhuizen. Mijn rechterbeen, dat in de derde graad verbrand was, is nooit meer goed gekomen. Daar heb ik leren mee leven. Alleen omdat ze dachten dat ik toch zou sterven, hebben ze dat been niet geamputeerd. Overbodige moeite, dachten ze. Het heeft vier jaar geduurd voor ik weer kon werken. Als de Limburger Henri Vanstreel er niet geweest was, de enige die ongedeerd bleef, was ik levend opgebrand in dat vliegtuigwrak!”

Frans Van den Bossche had alleen nog zijn pyjama toen hij twee weken na de crash in eigen land arriveerde, en opgewacht werd door de ouders van een omgekomen jongen uit het Waasland, die niet door het leger waren gewaarschuwd.

Van den Bossche: “Mijn ouders hebben twee keer de tijding gekregen dat ik dood was. Nooit heeft iemand zich geëxcuseerd. Zo ging dat toen. Wij, de vier overlevenden, waren kleine garnalen hé? We kenden de weg niet en we waren bang op lange tenen te staan als we ook maar onze essentieelste rechten eisten. Voor tien frank soldij per dag hebben we een andere soldaat, moeten ze gedacht hebben.


























Top
Copyright © 2014 by Nvvve-Anuuda   •   All Rights reserved   •